Het is een koude Berlijnse avond als ik Tyree Cooper ontmoet in een kleine club die letterlijk ondergronds ligt. De hiphouse pionier, die ooit Chicago’s clubscene op zijn kop zette met tracks als ‘Turn Up The Bass’, heeft zich hier gevestigd, ver van de stad waar het allemaal begon. Maar de afstand heeft zijn blik alleen maar scherper gemaakt. Hij vertelt over de reis die hem van de South Side van Chicago naar de voorhoede van een muzikale revolutie bracht.
De zomer dat alles veranderde
“Het was 1988, de ‘Summer of Love’ in het Verenigd Koninkrijk”, begint Cooper, zijn ogen oplichtend bij de herinnering. “Mijn eerste ervaring met de rave-scene was als één groot festival. Het was als een carnaval, maar dan alleen muziek binnen.” Hij pauzeert even, alsof hij het beeld opnieuw voor zich ziet. “Ik zie nog steeds die gigantische lavalamp in het midden van die tent.” Voor Cooper, die was opgegroeid met de rauwe energie van Chicago house, was de Britse interpretatie van de muziek een openbaring. “Ik hoorde al deze rare muziek die ik nooit in clubs hoorde”, vertelt hij, zijn handen bewegend alsof hij een onzichtbaar mengpaneel bedient. “Niet raar in de zin van slecht, maar gewoon nieuw voor mijn oren. Die gebroken beats met atmosferische bubbelige geluiden en mensen die erop dansten … ik dacht: wat de fuck?”
‘Turn Up The Bass’
Als ik Tyree vraag naar zijn bekendste creatie, 'Turn Up The Bass', verandert de energie in de schemerige kelder waar de bas door je borstkas dreunt. Het is een verhaal dat begint in de late jaren 80, toen hiphouse nog een rauw experiment was op de grens van twee werelden. “House is mijn leven”, zegt hij, zijn vingers tikkend op de tafel in het ritme van die iconische baseline. De track, die ontstond in een tijd waarin de dansvloeren van Chicago nog ongerept waren door commerciële belangen, werd al snel meer dan alleen een clubhit. Met een productie die de rauwe energie van de South Side wist te vangen en teksten die de realiteit van het straatleven niet schuwden, vertegenwoordigde 'Turn Up The Bass' alles waar hiphouse voor stond: authenticiteit en dansbaarheid in één explosief pakket. “Als je 40.000 platen verkocht, dacht je 'dit is een fucking geweldige plaat’”, herinnert Cooper zich, “maar je had geen idee dat het een hit was omdat het niet in de hitlijsten stond.”
Die bescheiden kijk op succes tekent de essentie van de track – niet gemaakt voor roem of hitlijsten, maar voor de dansvloer. Nu, ruim dertig jaar later, spreekt Cooper er nog steeds met dezelfde passie over: "Als ik als een house track zou moeten reïncarneren, zou het 'Turn Up The Bass' zijn. Dat is waarschijnlijk een van mijn favoriete tracks die ik ooit heb gemaakt." Het is een liefdesverklaring aan een tijd waarin, zoals hij het zelf zegt, “iedereen één was” – een tijd die hij voor altijd wist te vangen in drie minuten van perfecte hiphouse energie.
Schilderen met technologie
De jaren die volgden zagen een explosie van nieuwe sounds en productiemethoden. “Tot 1995 was het een constante stroom van innovatie”, herinnert Cooper zich. “Labels als Strictly Rhythm en Nervous Records brachten een verse wind vanuit de States, maar de Europese invloed was niet meer weg te denken.” Hij beschrijft hoe producers begonnen te experimenteren met nieuwe technologieën. “Ze namen machines en lieten ze vreemde dingen doen om nieuwe, weird sounds te ontwikkelen die je kon gebruiken over die four-to-the-floor beat. Het was als het nemen van een schilderij, er wat aan toevoegen, en kijken wat eruit kwam.”
De commerciële doorbraak en de gevolgen
Als we het hebben over de commercialisering van house, komt onvermijdelijk Technotronic’s ‘Pump Up The Jam’ ter sprake. Cooper lacht wanneer ik vertel dat de basloop gebaseerd is op “The Acid Life” van Keith Farley. “Farley zou betaald moeten krijgen”, zegt hij hoofdschuddend, maar zonder bitterheid. Het is meer een constatering van hoe de industrie werkt. Die commerciële doorbraak had verstrekkende gevolgen voor de scene. “Het doodde eigenlijk hiphouse,” stelt Cooper. “Niemand wilde meer rappen over housemuziek horen. Het ging alleen nog maar om one-liners met wat rap erin.” Hij legt uit hoe hiphouse oorspronkelijk volledige coupletten en refreinen had, terwijl ‘Pump Up The Jam’ was gereduceerd tot enkele catchy zinnen die eindeloos werden herhaald. “Het werd te ingewikkeld om met rappers te werken”, zegt hij. “Dat was het verhaal toen. Tot later, toen de echt commerciële golf kwam met Eurodance in de mid-90s.”

De culturele impact
Voor Cooper ging de transformatie van house verder dan alleen de muziek. “In de jaren 90 maakten ze de scene glam”, zegt hij met merkbare teleurstelling. “Ze namen zelfs de naam ‘house’ weg en noemden het ‘dance music’.” Hij herinnert zich de dagen in de Music Box, waar gangsters naast clubkids dansten op de sets van Ron Hardy. “Iedereen was één. Maar in de jaren 90 verdeelden ze alles. Als je verdeelt, kun je veroveren.” Het is een observatie die doet denken aan de bredere sociale veranderingen van die tijd.
De underground blijft bestaan
Ondanks de commercialisering, bleef er een levendige underground scene bestaan. Cooper noemt namen als Paul Johnson, DJ Rush en Robert Armani, producers die doorgingen met het maken van ‘ghetto tracks’ terwijl de mainstream een andere richting op ging. “De rave-scene duwde alles vooruit”, erkent hij. “Het was niet slecht, het was gewoon anders toen ik het voor het eerst tegenkwam. Het was alsof iemand een foto nam en er wat extra verf op gooide die niet echt combineerde. Het werkte, maar het matchte gewoon niet.”

De vinyl evolutie en haar einde
Als het gesprek zich wendt naar vinyl, wordt Cooper filosofisch. “Vinyl is als de tempel van Boeddha nu. Het is heilig.” Maar hij is ook realistisch over de praktische kant: “Ik heb discussies gehad met mensen over waarom ik geen vinyl meer draai. Maar jij gaat mijn platen niet de trap op en af sjouwen, uit het vliegtuig, in de taxi, naar het hotel …” Met zo’n 7000 platen in zijn collectie weet Cooper waarover hij praat. “Elke plaat heeft een geschiedenis. Ik weet precies waar ik ze vandaan heb en waarom ik ze nooit weg zou doen.” Hij vertelt over het verlies van delen van zijn collectie, twee keer zelfs, door verschillende omstandigheden. “Je maakt goede en slechte tijden mee in deze business.”
De digitale toekomst
Toch erkent hij dat de toekomst digitaal is. “Tenzij mensen hun denkpatronen veranderen, zal digitaal dominant blijven tot ze iets anders uitvinden om mee te draaien.” Hij ziet hoe jonge dj’s, geboren in 1986, de hele vinylperiode hebben gemist. “Het spijt me voor ze”, zegt hij, “maar voor mij persoonlijk … het zou een wonder vergen om me weer vinyl te laten draaien.”
De nieuwe generatie
Cooper heeft gemengde gevoelens over hoe de nieuwe generatie met muziek omgaat. “De helft van de zwarte jongeren weet niet eens wat house-muziek is”, merkt hij op. “Ze kennen misschien de nieuwste stuff, ghetto of ghetto tech, afhankelijk van waar ze wonen. Maar ze kennen niet eens Kool G Rap, Big Daddy Kane, Biz Marquis …” Hij ziet hoe de industrie de jeugd heeft beïnvloed. “Ze maakten alles zo glanzend”, zegt hij. “Psychologen zeggen dat als je felle lichten op kinderen schijnt, je ze kunt hypnotiseren, vooral op jonge leeftijd. Als je dan beelden blijft tonen na het licht, kun je ze beïnvloeden.”

De staat van de scene
De huidige staat van house music ziet Cooper als complex. “Ik werk nog steeds aan house-muziek, meer hiphouse. Ik heb recent een track gemaakt met een rapper uit Mississippi voor We Play House in België. Ik run mijn eigen label, Super Duper Records, nu volledig digitaal.”

Tussen 2008 en 2013 interviewde ik meer dan dertig pioniers van de rave-scene voor de documentaire 'Oldschool Renegades'. Hoewel slechts fragmenten van deze interviews in de film pasten, bevatten de volledige gesprekken verhalen die het verdienen om gedeeld te worden. Unieke verhalen die laten zien hoe een generatie pioniers met minimale middelen en maximale passie het fundament vormden van een nieuwe muziekstroming.
Dit artikel delen op je eigen platform?