Tijdens het filmen van ‘Oldschool Renegades’ had ik het voorrecht om Moby te interviewen in zijn karakteristieke huis in de Hollywood Hills. Het was een surreële ervaring – hier zat één van de invloedrijkste elektronische muzikanten aller tijden, pratend over zijn begindagen alsof het gisteren was. Wat me direct opviel was zijn bescheidenheid en openheid over zijn muzikale reis. Anders dan veel producers uit die tijd begon hij niet als dj maar als klassiek geschoold muzikant. Die achtergrond zou bepalend blijken voor zijn unieke bijdrage aan de elektronische muziek.
De punkrock connectie
“Het begon eigenlijk allemaal in de punkclubs”, vertelt Moby, terwijl hij terugdenkt aan zijn vroege dagen in New York. “Plekken als Danceteria en Peppermint Lounge. Je ging erheen voor bands als Bad Brains of Black Flag, maar voor en na de shows draaiden er hiphop- of disco-dj’s.” Het was die onverwachte mix van genres die hem fascineerde en uiteindelijk naar de dancescene zou leiden. Die mix van stijlen was typerend voor het New York van de vroege jaren 80. Het was een tijd waarin muzikale grenzen vervaagden en nieuwe sounds ontstonden uit onverwachte combinaties. Moby’s klassieke achtergrond en ervaring in punkbands gaven hem een uniek perspectief op deze ontwikkelingen.
Een nieuw geluid
Rond ’85, ’86 gebeurde er iets interessants in de muziekscene. “Er kwam ineens muziek uit alle hoeken”, herinnert Moby zich. “Je kon een New Order plaat draaien, Dead or Alive, Captain Abrams, Nitzer Ebb – allemaal rond de 125 BPM (beats per minute, red.). Het paste gewoon.” Die ontdekking van een gemeenschappelijk tempo zou cruciaal blijken voor de ontwikkeling van house en techno. Het was in een platenzaak in New Haven, Connecticut waar Moby voor het eerst een sectie met ‘house’ tegenkwam. “Farley Jackmaster Funk, Tracks, DJ International Records – ik luisterde ernaar en dacht: dit klopt. Ik kan dit mixen met Dead or Alive en Marshall Jefferson want het heeft allemaal dezelfde BPM.”
Die eerste kennismaking met house zou zijn muzikale richting voorgoed veranderen. De new wave en industrial platen verdwenen langzaam uit zijn sets, vervangen door pure house. “Niemand wist toen nog wat house eigenlijk was” , lacht hij. “Ik las een artikel in een Brits muziekblad over house en realiseerde me dat ze het over dezelfde platen hadden die ik draaide. Toen dacht ik: oh, ik draai dus house.”
Melodieuzer is niet altijd beter
Anders dan veel van zijn tijdgenoten had Moby een stevige muzikale basis. “Ik studeerde muziektheorie, speelde klassiek, zat in punkbands, speelde jazz - dj-en kwam eigenlijk pas later.” Die achtergrond zou zijn producties beïnvloeden. “Mijn muziek was misschien wat melodieuzer dan die van anderen. Wat niet betekent dat het beter was – veel van de beste elektronische muziek wordt gemaakt door mensen zonder muzikale achtergrond.” De technische beperkingen van die tijd waren enorm, vooral voor een jonge producer zonder budget. “Ik was blut, woonde in een verlaten fabriek. Voor een goede house track had je een 909 nodig, een 106, een 303 en een mengtafel. Ik had alleen een goedkope Alesis drumcomputer en een Yamaha sampler die nauwelijks werkte.” Die beperkingen dwongen tot creativiteit. “Rond 1990, ’91 realiseerde ik me dat ik niet goed was in het maken van drumgeluiden, maar dat ik wel goed samples kon gebruiken. Voor veel van mijn vroege tracks sampelde ik een kickdrum hier, een snare daar, breaks van anderen – omdat ik de sounds zelf niet goed genoeg kon maken.”
De studio als instrument
De studio-setup in die dagen was een wirwar van kabels en apparatuur die eigenlijk niet met elkaar wilde praten. “Je had je 909, 606, 303, 707 – eigenlijk de hele Roland catalogus van ’79 tot ’85,” legt Moby uit. “Dan nog wat vreemde synthesizers, zoals mijn Casio CZ-101. Alles proberen te sequencen was een uitdaging.” De technische complexiteit was enorm. “Sommige apparaten hadden geen MIDI, andere ontvingen alle MIDI-kanalen tegelijk. Dan had je nog ‘DINsync’, de enige manier om 303’s en 606’s te laten praten met 909’s en sequencers. Kabels overal. Een opname maken was een wonder op zich.”
Het contrast met moderne productietechnieken is groot. “Nu zet je je laptop aan en 30 seconden later heb je een track”, zegt hij. “Maar er viel wat te zeggen voor die vreemde opwinding van geld sparen, een oude Akai S-950 of Roland Juno-106 kopen, hem mee naar huis nemen en geen idee hebben wat eruit zou komen.”
Doorbraak met ‘Go’
De iconische stringpartij van ‘Go’ heeft een bijzonder verhaal dat de werkwijze van die tijd perfect illustreert. “De eerste versie was een minimale techno track, geïnspireerd door het Plus 8 label”, vertelt Moby. “Toen keek ik Twin Peaks en hoorde die strings. Maar ik kon ze niet samplen, omdat het tempo te laag was. Dit was voor de tijd van timestretching, dus ik moest het zelf inspelen.” Die beperking bleek achteraf een zegen. “Het heeft me waarschijnlijk een hoop rechtszaken bespaard – het werd alleen een publishing-kwestie in plaats van een sample-clearance probleem.” Het nummer combineert een breakbeat met een kickdrum gesampeld van een Prodigy plaat – een voorbeeld van hoe producers in die tijd werkten met wat ze hadden.
New York underground
De context waarin deze muziek ontstond was verre van idyllisch. New York was in ’88, ’89 een stad in crisis. “Je had de crack-epidemie en de AIDS-crisis”, vertelt Moby. “Door crack was het onveilig om je huis uit te gaan, door AIDS was het onveilig om met iemand naar bed te gaan. Clubs gingen open en dicht als een draaideur.” Te midden van die chaos gebeurde er iets bijzonders in The Limelight. Michael Alig en Lord Michael begonnen er technofeesten te organiseren die de scene zouden veranderen. “Eerst waren er 100 mensen, een maand later 500, weer zes maanden later 1000. Al je helden kwamen er draaien - Derrick May, Jeff Mills, allemaal legendes.”
Eén van Moby’s memorabelste momenten was toen Derrick May zijn plaat draaide. “Ik stond in het publiek, keek op naar hem in het balkon terwijl hij draaide, en hij speelde ‘Go’. Het was een van de meest opwindende momenten van mijn leven. Als ik toen naar buiten was gelopen en was aangereden door een bus, was mijn leven compleet geweest - Derrick May had mijn plaat gedraaid.”
De Europese connectie
De eerste reis naar Europa in 1990 was een openbaring. “DJ Dick en West Bam waren naar New York gekomen en hadden me gezien in Club Mars. Ze nodigden me uit voor een Low Spirit night in Berlijn.” Het was zijn eerste reis buiten de VS, en de impact was enorm. “Ineens was ik in Duitsland, speelde met Joey Beltram, Mixmaster Morris, Fierce Ruling Diva – het was ongelooflijk.” De Europese scene had een grote invloed op zijn productiewerk. “In die tijd probeerde ik alleen maar andere techno-artiesten te imiteren. Als ik zoiets hoorde als ‘Mentasm’ van Joey Beltram dacht ik: hoe maak ik een plaat die maar half zo goed is?”
Een bescheiden kijk op succes
Wat opvalt tijdens ons gesprek is Moby’s bescheidenheid over zijn succes. “Elk aspect van mijn carrière is per ongeluk gebeurd”, zegt hij. “Ik dacht echt dat ik mijn hele leven muziek zou maken in mijn slaapkamer waar niemand naar zou luisteren, en dat ik een dagjob zou hebben bij Kinko’s of een boekhandel.” Toen ‘Go’ uitkwam, waren zijn ambities beperkt. “Ik wilde 4000 platen verkopen, in Europa kunnen draaien, en misschien mijn vriendin uit eten kunnen nemen. Verder had ik geen ambities.” Het universum had duidelijk andere plannen met hem.
DIY ethos
Wat Moby het meest waardeert aan die vroege scene is de DIY-mentaliteit. “Of het nu punk was, hiphop of rave – we begonnen onze eigen labels, maakten onze eigen kleding. Niets werd ons aangereikt door grote bedrijven. Het was allemaal zelfgemaakt.” Die isolatie voor het internettijdperk was volgens hem gezond voor de ontwikkeling van de scene. “Je kon een scene hebben die zich ontwikkelde waar alleen de mensen in die scene van wisten. Daardoor leerde iedereen elkaar echt kennen. Iedereen die je interviewt voor je documentaire kent elkaar – we draaiden samen, sliepen in dezelfde hotelkamers.”
De donkere kant
Als een van de weinige nuchtere mensen in de scene had Moby een uniek perspectief op de rol van drugs. “Elke documentaire over de rave scene moet het over drugs hebben”, zegt hij. “Ik was een van de weinige mensen die niet gebruikte tijdens de hoogtijdagen van de scene. Het was soms vreemd – vier uur ’s ochtends, iedereen ‘out of their minds’, en ik was die ene nuchtere, nerdy jongen.” Hij zag ook hoe de drugscultuur veranderde. “In 1992 namen mensen één of twee pillen ecstasy. Tegen ’93, ’94 werd het een mix van ecstasy, Special K, acid, coke – alles in één nacht. Het veranderde de sfeer compleet. In ’92 gingen mensen naar een rave, namen ecstasy en staken hun handen in de lucht. Twee jaar later zat iedereen onder invloed van Special K op de grond naar hun voeten te staren.”
Een blijvende passie
Vandaag heeft Moby een indrukwekkende collectie oude drumcomputers – zo’n 300 stuks. “Het is een soort ‘Ark van Noach’ voor drumcomputers”, lacht hij. “Niemand maakt ze meer, en niet veel mensen willen ze hebben. Oude synthesizers zijn populair, maar oude drumcomputers … dat is mijn missie.” Zijn doel is om één exemplaar te hebben van elke analoge drumcomputer ooit gemaakt. “Ik heb ongeveer 90 procent. Soms kom ik nog wel eens een onbekende tegen, een vreemde Oost-Europese of Japanse machine. Dat zijn de momenten waarop ik echt opgewonden raak.”

Erfenis en toekomst
Het is die combinatie van passie voor het ambacht en liefde voor de muziek die Moby’s verhaal zo bijzonder maakt. Van punk tot klassiek, van house tot techno – hij heeft het allemaal gedaan, maar altijd op zijn eigen voorwaarden. “De vroege rave-scene was magisch”, concludeert hij. “We waren allemaal verbonden door de muziek. Dat gebeurt niet vaak, zo’n pure scene.” Het is een observatie die perfect samenvat waarom die periode zo bijzonder was, en waarom de muziek nog steeds resoneert.
Als hij één track zou mogen kiezen om als te worden herboren, is zijn keuze verrassend conventioneel. “Strings of life”, zegt hij zonder aarzeling. “Van alle dance tracks die ik ooit heb gedraaid, is dat nog steeds de meest bijzondere, interessante, mooie en emotionele.” Het is een keuze die zijn respect voor de roots van de scene onderstreept, en zijn blijvende verbinding met de pure essentie van elektronische muziek.

Tussen 2008 en 2013 interviewde ik meer dan dertig pioniers van de rave-scene voor de documentaire 'Oldschool Renegades'. Hoewel slechts fragmenten van deze interviews in de film pasten, bevatten de volledige gesprekken verhalen die het verdienen om gedeeld te worden. Unieke verhalen die laten zien hoe een generatie pioniers met minimale middelen en maximale passie het fundament vormden van een nieuwe muziekstroming.
Dit artikel delen op je eigen platform?