Ik zit op de rand van mijn bed in Spijkenisse, starend naar het papiertje in mijn handen. Het is 1992, en mijn eerste royaltyafrekening is eindelijk binnen. "Poing", de track die Danny en ik in mijn slaapkamerstudio in elkaar hadden geknutseld, was een sensatie geworden. Platina status, wekenlang in de hitlijsten, gedraaid op elke feestlocatie in het land. Mijn handen trillen licht als ik de cijfers bekijk.
Na jaren van sparen voor apparatuur, eindeloos sleutelen aan geluiden, en mezelf verliezen in de magie van sampling en sequencen, was dit het moment waarop alles zou veranderen. De financiële beloning voor al die inspanning. De mogelijkheid om eindelijk fulltime muziekproducent te worden. De realiteit die in die cijfers verborgen zat? Een koude douche.
De ontnuchterende cijfers
"Geen Ping Ping voor Makers Poing", kopte het Rotterdams Dagblad eerder dat jaar. Het artikel kwam er nadat we, gefrustreerd door het uitblijven van betalingen, onze situatie aan de pers hadden voorgelegd. De kop was scherp, maar bood een perfecte samenvatting van onze realiteit.
Ondanks dat "Poing" platina ging (hoewel het label ons alleen een gouden plaat presenteerde) en op meer dan honderd verzamelalbums stond die gezamenlijk miljoenen exemplaren verkochten, bedroegen onze individuele inkomsten na belasting ongeveer 35.000 gulden (omgerekend zo'n € 16.000) per persoon.
Hoe kan dat? Laat ik het even uitsplitsen. Van een 12 inch single die voor 16 gulden in de winkel lag, verdienden we slechts 32 cent per verkocht exemplaar. Dit was gebaseerd op een royaltypercentage van 6% berekend over 90% van de groothandelsprijs. Op verzamelalbums, waar "Poing" naast 19 andere tracks stond, ontvingen we tussen de 35 en 70 cent per exemplaar, afhankelijk van of de verkoop binnenlands of internationaal was. Het leeuwendeel van de winst ging, zoals je misschien al vermoedt, naar de platenmaatschappijen.
De droomvlucht en de harde landing
Ik herinner me nog goed die euforie toen "Poing" voor het eerst in een club werd gedraaid. De menigte werd gek! Het was een verpletterende ervaring om mijn creatie tot leven te zien komen op de dansvloer, om mensen te zien springen op dat belachelijke "poing" geluid dat Danny en ik hadden gesampled. In die momenten dacht ik niet aan geld of contractvoorwaarden. Ik voelde me onkwetsbaar, klaar om de muziekwereld te veroveren.
De wake-up call kwam toen ik mijn eerste grote aankoop wilde doen: een Roland TR-909 drumcomputer, het gereedschap waarmee Paul Elstak mijn demo had omgetoverd tot een echte knaller.
"Je kunt 'm ook huren", zei iemand bij Mid-town Records laconiek toen ik informeerde of ze er één te koop wisten. "Huren?" vroeg ik verbaasd. "Maar ik heb net een platinahit gescoord."
De blik die volgde zei alles. Platina of niet, een beginnende artiest met één hit kon zich natuurlijk niet zomaar een TR-909 veroorloven - toentertijd een investering van duizenden guldens.

Het contract dat we tekenden
Op 1 mei 1992 zaten Danny en ik op het kantoor van Rotterdam Records, klaar om onze samenwerking officieel te maken. Het contract gaf het label de exclusieve rechten om onze nummers "Poing", "Bonus Poing", "Rough Justice" en "Feyenoord" wereldwijd op te nemen, uit te brengen, te reproduceren en er winst uit te halen.
In ruil daarvoor zouden we dat royaltypercentage van 6% krijgen op verkopen binnen de Benelux en 3% op verkopen elders, berekend over de groothandelsprijs. Het leek redelijk op dat moment. Ik had geen idee hoe de muziekindustrie werkte, en ik had niet het geld of de connecties om deze plaat alleen uit te brengen.
Toen ik door de pagina's bladerde, merkte ik dat het label aanzienlijke controle kreeg over ons imago. Ze konden onze namen, afbeeldingen en persoonlijke informatie gebruiken voor promoties en merchandise, waarbij we een klein deel van de netto-inkomsten zouden ontvangen.
Één bepaalde clausule trok mijn aandacht – als we onze stijl drastisch zouden veranderen of zouden stoppen met optreden, had Rotterdam Records het recht om ons contract onmiddellijk te beëindigen. Voor twee jongens die gewoon een track wilden uitbrengen, leek het allemaal een kleine prijs om te betalen.

Het belastingprobleem
Te midden van de opwinding over het uitbreiden van mijn studio en de focus op mijn muziekproductie, maakte ik de fout om mijn financiële verplichtingen te verwaarlozen. In 1994 werd ik geconfronteerd met meerdere belastingcontroles, omdat ik zowel had verzuimd aangifte te doen als te betalen wat ik verschuldigd was.
De gevolgen van mijn nalatigheid waren ernstig, met een belastingschuld van 163.500 gulden (ongeveer € 75.000) – bijna vijf keer wat ik met "Poing" had verdiend.
Geconfronteerd met deze ontmoedigende financiële last, werd ik overspoeld door gevoelens van angst en schaamte. Het was een keiharde les over de zakelijke kant van de muziekindustrie, en de realiteit dat zelfs een hit geen garantie is voor financiële stabiliteit.
Geen limiet
In 1994 stuitte ik op een artikel in het Nederlandse tijdschrift "Nieuwe Revu" voor een special genaamd "Verslaafd aan house". Daarin gaven de Belgische producers Jean-Paul de Coster en Phil de Wilde "Poing" de credits als inspiratiebron voor hun hit "No Limits" met 2 Unlimited.
Phil de Wilde verklaarde letterlijk: "Ik ben de eerste die zegt dat als 'Poing' er niet was geweest, 'No Limits' er ook niet was gekomen."

Terwijl ik met 16.000 euro en een belastingschuld zat, werd "No Limits" een wereldwijd fenomeen. De opbrengsten? Ik durf het niet te raden, maar het moet vele malen meer zijn geweest dan wat we kregen.
Natuurlijk is dit hoe de industrie werkt. Grote labels nemen risico's, investeren in marketing en distributie, en verwachten daarvoor beloond te worden. Maar als 19-jarige uit Rotterdam die zojuist zijn eerste hit had gescoord, was het een harde les over de genadeloze economie van de muziekbusiness.
Het leven na een hit
Ondanks deze financiële realiteit blijf ik dankbaar voor wat "Poing" me heeft gebracht. De erkenning, de kansen, de vriendschappen en ervaringen - ze zijn onbetaalbaar.
Tijdens mijn werk aan "Oldschool Renegades" interviewde ik Moby, die reflecteerde op het toevallige karakter van zijn carrière: "Elk aspect van mijn carrière is toevallig geweest. Ik had nooit verwacht een carrière als muzikant te hebben. Ik dacht echt dat ik mijn hele leven muziek zou maken in mijn slaapkamer waar niemand ooit naar zou luisteren, en dat ik een baan zou hebben."
Die woorden resoneerden diep bij me. Ondanks alles heb ik een leven kunnen opbouwen waarin creativiteit centraal staat. Van muziekproducent naar graphic designer, van videoproducer naar documentairemaker en uiteindelijk als technisch architect voor audiovisuele systemen die gebruikt worden op de prestigieuste locaties – het is een reis geweest die ik nooit had durven dromen.
De volgende generatie
Als ik één stuk advies mocht geven aan jonge producers die dromen van een hit zoals "Poing", zou het zijn: zorg dat je het zakelijke aspect begrijpt voordat je tekent.
De muziekindustrie is drastisch veranderd sinds 1992. Streamingdiensten hebben fysieke verkoop grotendeels vervangen. De macht is verschoven van labels naar platforms. Maar één ding blijft constant: als je niet oplet, zullen anderen meer verdienen aan jouw creativiteit dan jijzelf.
Tegelijkertijd zou ik zeggen: doe het niet alleen voor het geld. Doe het omdat je het niet kunt laten. Omdat muziek maken in je bloed zit, zoals bij mij.
Dertig jaar na "Poing" zie ik nog steeds clips op YouTube van mensen die gaan uit hun dak gaan op dit gekke deuntje dat we op mijn zolderkamer hebben gemaakt. En hoewel mijn bankrekening misschien niet de impact weerspiegelt die de track heeft gehad, kan niemand me dat gevoel afnemen.
Miljoenen verkocht, lege zakken? Misschien. Maar ik zou het zo weer doen.
Dit artikel is gebaseerd op een hoofdstuk uit mijn boek "POING: Het onverwachte volkslied van een hardcore generatie", waarin ik terugblik op mijn carrière in de muziekindustrie en de impact van onze hit "Poing" op de elektronische muziekscene.