De geur van vinyl hangt in de lucht als ik Olivier Abbeloos’ studio binnenloop. Meer dan 30.000 platen vormen de wanden van wat je gerust een museum van elektronische muziek kunt noemen. Hier, tussen de kratten vol obscure releases en vergeten parels, vertelt een van de architecten van de Belgische dance scene zijn verhaal. Als de man achter iconische acts als T99 en Quadrophonia hielp hij de fundamenten leggen voor wat later zou uitgroeien tot een wereldwijde dansmuziek revolutie.
Een programmeur wordt producer
“Ik ben een sample artiest”, verklaart Abbeloos met een mengeling van trots en bescheidenheid die kenmerkend is voor zijn hele verhaal. “Toen ik twintig jaar was kon ik niet spelen, maar ik kon wel samplen. En ik kon programmeren, ik ben een programmeur.” Die combinatie van technische kennis en muzikale intuïtie zou bepalend blijken voor zijn carrière. Het is fascinerend hoe Abbeloos’ achtergrond in informatica hem een unieke benadering gaf van muziekproductie. Waar anderen worstelden met de technische aspecten van sampling en sequencing, zag hij het als een natuurlijke extensie van zijn programmeer-vaardigheden. “Nu leer ik al twintig jaar piano spelen”, voegt hij toe met een glimlach, “maar geef mij een sampler en een computer, en ik ben overal tevreden.”

De muzikale vormingsjaren
De weg naar het producerschap begon voor Abbeloos al vroeg. “Op mijn twaalfde jaar heeft mijn vader een modeshow gedaan”, herinnert hij zich, “en die muziek die daar gespeeld werd, was voor mij anders dan ik ooit al in mijn leven had gehoord.” Het was een moment van muzikale openbaring dat zijn zoektocht naar het ongewone zou aanwakkeren. Zijn schoonbroer Olivier Pieters, een DJ in een van België’s bekendste clubs, zou een cruciale mentor worden.
‘Music maestro, please’
Het verhaal achter ‘Anasthasia’, een van de meest iconische tracks uit de vroege jaren 90, illustreert perfect hoe sommige klassiekers ontstaan uit pure spontaniteit. “Dat was een jam van de nacht”, herinnert Abbeloos zich. Hij werkte toen voor Target Records, waar hij wekelijks nieuwe tracks produceerde in ruil voor een bescheiden bedrag waarmee hij apparatuur kon kopen. “Iedere week maakte ik wat, en daar kon ik dan een synthesizer van kopen”, legt hij uit. Het was een pragmatische aanpak die hem in staat stelde zijn studio geleidelijk uit te breiden. De bron van de kenmerkende orchestrale sample in ‘Anasthasia’ blijft tot op de dag van vandaag een goed bewaard geheim, al geeft Abbeloos een subtiele hint: “Als je mijn platen ziet, ik ben niet iemand die graag obscuriteiten, samples zit te tracen. Dat vind ik leuk.”
De kunst van het obscure
Abbeloos’ benadering van sampling is een masterclass in creatieve productie. Waar veel producers zich richtten op voor de hand liggende bronnen, dook hij dieper. “Ik was geobsedeerd met filmalbums, en het zoeken van tracks, de B-kanten, de tracks op albums die een sfeer hadden,” vertelt hij. Deze zoektocht naar het ongewone werd een handelsmerk. Bij het werken met orchestrale samples ontdekte hij dat de uitdaging vaak in de beperkingen zat: “Je kunt heel weinig met een gesampeld koren omdat het al een akkoord is.” De kunst zat in het experimenteren met attack, release, en andere parameters tot het perfect klonk. “Uiteindelijk, wie zoekt die vindt.”

‘Quadrophonia’: een experiment wordt een hit
Een van de meest fascinerende verhalen uit Abbeloos’ carrière is de ontstaansgeschiedenis van Quadrophonia. Wat begon als een B-kant van een ska nummer zou uitgroeien tot een van de definiërende tracks van het tijdperk. De samenwerking met de Rotterdamse rapper Lucien Foort ontstond via Patrick de Meyer, een sleutelfiguur in de Belgische dancescene, bekend van zijn aandeel in ‘Pump Up the Jam’. “Lucien was direct geïnteresseerd”, herinnert Abbeloos zich, “en hij heeft toen ‘Hype It Up’ ingerapt.” Het kostte wat overtuigingskracht om Foort, primair een hiphopper, te laten experimenteren met house muziek. De naam ‘Quadrophonia’ zelf kwam voort uit een technisch experiment met stereo positionering. “Ik had thuis een Dual pick-up, en daar stond op Quadrophonic,” legt hij uit. De extreme stereo effecten in de track waren een direct resultaat van zijn productieomgeving: “Ik zat in een kleine ruimte. Het gaf een ander gevoel. Die klanken sprongen er allemaal meer uit.”
Filmische invloed
Wat Abbeloos onderscheidde van zijn tijdgenoten was zijn brede culturele perspectief. Als zelfverklaarde “filmfreak” liet hij zich inspireren door science fiction en dystopische cinema. “Ik deed niet anders dan films kijken, maar dan wel John Carpenters, Destruction Movies”, legt hij uit. “‘The end of the world is near’, een andere periode, 2000 kwam eraan. Alles moest futuristisch zijn.” Deze cinematische invloed is duidelijk terug te horen in zijn werk. De grootse, orchestrale samples in ‘Anasthasia’ en de futuristische soundscapes van zijn andere producties weerspiegelen deze fascinatie met film en toekomstvisioenen.
De vinyl verzamelaar
Met een collectie van meer dan 30.000 platen is het duidelijk dat Abbeloos’ relatie met vinyl dieper gaat dan alleen zijn werk als producer. “Een soort verslaving denk ik eigenlijk”, geeft hij toe. “Het gewicht. De geur. Het heeft wel een speciale geur.” Zijn vergelijking met leer uit de schoenenindustrie is veelzeggend: “Daar heb je leder en dat heeft ook zo’n geur. Vinyl heeft ook zoiets. CD heeft dat iets minder.” Deze fysieke, bijna sensuele connectie met het medium heeft zijn werk als producer diepgaand beïnvloed.
De breakbeat connectie
Een belangrijk aspect van Abbeloos’ sound was zijn gebruik van breakbeats, een element dat hij deelde met de VK scene. “Een goede drummer is altijd welkom”, zegt hij. “Als je zelf niet drumt, je kunt een drumcomputer programmeren, maar een drumgevoel is toch nog altijd iets anders.” Zijn approach naar breakbeats was karakteristiek methodisch: “Dan moet je beginnen knippen en plakken en dan begin je de drumloop te behandelen zoals in drumcomputers.” Het resultaat was een unieke fusie van organische drums en geprogrammeerde precisie.

De veranderende industrie
Reflecterend op de huidige staat van de muziekindustrie, uit Abbeloos gemengde gevoelens. “Vroeger wisten we als producer waar we naartoe lopen. En nu moet je jezelf hypen om iets van aandacht te krijgen en dat vind ik een beetje verkeerd.” Hij mist de directe feedback van labelbazen en industrieprofessionals: “Vroeger had je platen … Ik ging naar Renaat (Vandepapeliere van R&S Records, red.), en ik ging ze laten horen. Die gaf zijn mening.” In het huidige digitale landschap is die persoonlijke touch vaak verloren gegaan. “Artiesten zijn nu zelf de labels”, observeert hij. “Nu heeft een artiest wel 10 functies in 1. Je moet promotor zijn, je moet je eigen manager zijn.” Deze democratisering van de industrie heeft voor- en nadelen, maar Abbeloos mist de focus op pure creativiteit die de vroege jaren kenmerkte.

Tussen 2008 en 2013 interviewde ik meer dan dertig pioniers van de rave-scene voor de documentaire 'Oldschool Renegades'. Hoewel slechts fragmenten van deze interviews in de film pasten, bevatten de volledige gesprekken verhalen die het verdienen om gedeeld te worden. Unieke verhalen die laten zien hoe een generatie pioniers met minimale middelen en maximale passie het fundament vormden van een nieuwe muziekstroming.
Dit artikel delen op je eigen platform?