Het is een zeldzame gelegenheid als Luca Pretolesi, beter bekend als Digital Boy, in Nederland is. Terwijl we plaatsnemen voor het interview, valt me direct zijn bescheiden houding op. Je zou niet zeggen dat deze man, die tegenwoordig in Las Vegas de muziek mixt van grootheden als Major Lazer, Skrillex en Drake, ooit een van de invloedrijkste figuren was in de vroege Europese rave-scene.

De geboorte van een sound (1985-1988)

“Het begon allemaal rond ’85, ’86,” vertelt Luca, terwijl hij zich vooroverbuigt alsof hij een belangrijk geheim gaat delen. “Ik was nog heel jong, maar de elektronische muziek uit Noord-Europa had me al te pakken.” Zijn eerste muzikale ontdekkingen waren bands als Depeche Mode en Kraftwerk, samen met vroege industrial. “We wisten toen niet eens hoe we die muziek moesten noemen”, lacht hij. Maar het was de opkomende Chicago house-scene die zijn muzikale DNA voorgoed zou veranderen. “Rond ’86 begon ik enorm veel invloed te krijgen vanuit het VK, en natuurlijk vanuit Chicago met hun Hip House.” Zijn ogen lichten op als hij praat over DJ International, het legendarische label dat de fundamenten van house music zou leggen. “Ik begon al hun platen te verzamelen. Als dj draaide ik die sound, als muzikant begon ik te experimenteren met die elektronische geluiden.”

De Italiaanse connectie

Interessant genoeg was Luca niet overdreven beïnvloed door Italo Disco, ondanks dat dit genre in zijn thuisland enorm populair was. “Het was meer iets wat er gewoon was, het was mainstream in de Italiaanse clubscene. Je werd er automatisch door beïnvloed, of je wilde of niet.” Toch nam hij wel technische elementen mee: “De manier waarop ze sequencers gebruikten – heel simpel, heel hypnotisch. En grappig genoeg ging dat weer terug naar Amerika, waar producers die Italo-stijl van sequencen oppikten.”

De Roland rekenmachine

Als tiener combineerde Luca zijn passies: “Ik was half muzikant, half dj en ging naar een audio-engineering school.” Deze technische basis zou later cruciaal blijken. Zijn eerste studio-setup was bescheiden maar doeltreffend: een Roland TR-909 drumcomputer, een Akai S900 sampler, en enkele maanden later de legendarische TB-303. “Mijn sequencer was een Roland MC-500”, herinnert hij zich. “Het ding leek op een rekenmachine!” Hij lacht bij de herinnering. “Later deed ik een grote upgrade naar de MC-500 MK2 – van vier naar acht tracks. Dat was een big deal.”

De nachten van Genova

Het echte werk gebeurde in een klein kamertje achter de winkel van zijn ouders in Genova. “Ze gaven me die ruimte omdat ik deze muziek niet thuis kon maken – te veel herrie. Zodra de winkel om 8 uur ’s avonds sloot, rende ik naar binnen. Tot 7 uur ’s ochtends, vlak voordat de winkel weer openging, was ik bezig met produceren. Vijf, zes dagen per week.” Het was in deze periode dat Luca zijn eigen geluid begon te ontwikkelen. “In de weekenden draaide ik in clubs, testte mijn nieuwe tracks. De feedback van het publiek nam ik mee terug de studio in.” Deze cyclus van produceren, testen en verfijnen zou zijn werkwijze blijven bepalen.

Vliegende start met Flying Records

“Mijn eerste plaat kwam uit in ’89,” vertelt Luca. “Maar het was echt in ’90, ’91 dat ik mijn eigen Digital Boy sound ontwikkelde.” Het was een periode van eindeloos experimenteren, van zoeken naar die perfecte mix tussen de Chicago invloeden en zijn eigen Europese roots. Het vinden van een label bleek een uitdaging. “Er waren geen techno labels in Italië", legt hij uit. “Er was wel een distributiebedrijf, Flying Records. Zij waren de hub voor alle independent techno labels uit verschillende landen. Ik zag hun naam steeds op de achterkant van platen die ik kocht.”

De zomer van 1990 zou alles veranderen. Tussen de vele tracks die Luca produceerde, zat ‘Kokko’. “Ik draaide in deze populaire club aan de kust bij Genova. Week na week zag ik hoe de track groeide. Zonder promotie, zonder radio – pure ondergrondse energie.” Flying Records weigerde eerst: “Ze zeiden: ‘Er is geen markt voor, hier valt geen geld mee te verdienen.’ Maar ze boden aan om duizend copies te distribueren als ik ze zelf zou laten persen.” Luca investeerde zijn spaargeld, liet de platen maken, en binnen twee weken belde Flying Records terug: ze hadden er vijfduizend meer nodig. “Ik had het geld niet voor nog eens vijfduizend platen”, herinnert Luca zich. “De eigenaar van Flying Records zei: ‘Ik kom naar je toe, we tekenen een contract, ik geef je het geld.’” Zo werd Digital Boy de eerste artiest op Flying Records als label.

Rotterdam calling

Het gesprek wordt levendiger wanneer we bij zijn eerste Nederlandse ervaring komen. Het was Parkzicht in Rotterdam, een club die zou uitgroeien tot het epicentrum van de vroege rave-scene. “Rob, de resident-dj, stuurde me een fax,” vertelt Luca met een glimlach. “Geen email natuurlijk, alles ging via fax in die tijd. Ik vond het heel erg spannend – mijn eerste keer buiten Italië.” Die eerste nacht in Parkzicht zou zijn leven voorgoed veranderen. “Ze hadden een kooi midden op de dansvloer gezet”, herinnert hij zich, zijn handen het scenario schetsend. “De energie was ongelooflijk. En dan te bedenken dat Rob mijn track ‘Kokko’ al kende en dat hij ’m normaal drie keer per nacht draaide. Ik was in shock.”

Die Nederlandse ervaring transformeerde zijn sound compleet. “Na die tour ging alles anders”, legt hij uit, zijn stem vol passie. “Mijn kicks werden harder, overstuurd. Het tempo ging omhoog van 125-128 naar 130-132 BPM.” Hij pauzeert even, alsof hij de geluiden opnieuw hoort. “En de Juno synthesizer … in Italië gebruikte ik die als achtergrondgeluid. Maar in Holland kreeg ik zoveel feedback op die sound dat het opeens de lead werd.”

Puur censuur

Geïnspireerd door zijn Nederlandse avonturen, produceerde Luca zijn meest iconische track: ‘This Is Motherfucker’. “Het was anders dan alles wat ik eerder had gemaakt”, vertelt hij. “Die overstuurde kick, die hardere energie – dat kwam rechtstreeks uit mijn Parkzicht ervaring.” De track kreeg zelfs een gecensureerde versie, wat tot een onverwachte innovatie leidde. “We vervingen het woord door een pieptoon van de Akai sampler”, lacht hij. “Eigenlijk werd het een nieuwe groove, een nieuw element in de track. Zelfs de hoes was gecensureerd, met een stuk tape over het midden.”

De Amerikaanse droom

De volgende grote stap kwam toen Matt E. Silver, een sleutelfiguur in de Amerikaanse dancescene, interesse toonde. “Matt geloofde echt in mijn project”, vertelt Luca. “We praten over ’91, ’92, vlak na ‘Give Me A Fat Beat’. Hij organiseerde mijn eerste grote show in LA – een Digital Boy Rave in Compton, 6000-7000 mensen.” Wat volgde was een tour met niemand minder dan Moby. “We speelden in Dallas, Het was een andere wereld,” herinnert hij zich. “Limelight was een oude kerk. Techno in die omgeving was surreëel. Jeff Mills was de resident-dj. Dat was pure magie.”

Live en authentiek

Anders dan veel van zijn tijdgenoten koos Luca altijd voor echte liveoptredens. “Ik nam letterlijk mijn studio mee op tour”, vertelt hij met merkbare trots. “Dezelfde sequencer, dezelfde sampler, dezelfde drumcomputers. Met Ronnie (MC Rage, red.), mijn MC, creëerden we een pure live-ervaring. Geen DAT-tapes, geen playback – alles realtime.” Deze authenticiteit kenmerkte zijn hele approach. “Veel artiesten hadden een frontman of danseressen, maar bij ons ging het puur om de muziek, om het moment. We konden tracks aanpassen, de energie aanvoelen, reageren op het publiek.”

De business van beats

Zoals veel jonge artiesten in die tijd leerde Luca de harde kant van de muziekindustrie kennen. “O ja, we werden flink genaaid,” zegt hij openhartig. “Als negentienjarige denk je alleen aan shows doen, plezier hebben, je muziek maken. Maar aan de andere kant had je labels met oudere mensen die de business kant zagen.” Hij ontdekte later dat zijn muziek zonder zijn medeweten op compilaties in Japan werd uitgebracht. “Ze verkochten een miljoen exemplaren waar ik niets van wist.” Uiteindelijk kreeg hij de rechten terug, maar het was een harde les.

Tussen 2008 en 2013 interviewde ik meer dan dertig pioniers van de rave-scene voor de documentaire 'Oldschool Renegades'. Hoewel slechts fragmenten van deze interviews in de film pasten, bevatten de volledige gesprekken verhalen die het verdienen om gedeeld te worden. Unieke verhalen die laten zien hoe een generatie pioniers met minimale middelen en maximale passie het fundament vormden van een nieuwe muziekstroming.


Dit artikel delen op je eigen platform?