Het is een koude ochtend in Brooklyn als ik Lenny Dee ontmoet voor ons interview. Zijn studio, een bescheiden ruimte vol vintage apparatuur, ademt geschiedenis. Hier werden talloze klassiekers geboren die de hardere elektronische muziek zouden vormgeven. Voor mij is dit gesprek een bijzonder moment – niet alleen was Lenny de oprichter van Industrial Strength Records waar ik zelf ook zou releasen, hij was ook één van de sleutelfiguren die een underground scene transformeerde van lokaal fenomeen naar wereldwijde beweging.

Hello Brooklyn

“Ik was gewoon een jonge knul uit Brooklyn, op zoek naar een manier om uit de problemen te blijven,” begint Lenny zijn verhaal. In de vroege jaren 80 was Brooklyn een andere plek dan nu. Veel van zijn jeugdvrienden kozen het verkeerde pad, maar Lenny vond zijn redding in een onverwachte hoek: muziek.

“Mijn ouders namen me mee naar een familiefeest waar een dj draaide”, herinnert hij zich. “Op dat moment was ik vooral bezig met kunst, tekenen. Ik was meer een creatief kind dan een sportief type. Maar toen ik die dj zag … man, ik was betoverd. Het was alsof iemand een licht aandeed in mijn hoofd.”

Met de steun van zijn familie – die aanvankelijk sceptisch was maar zijn passie erkende – schafte hij op 15-jarige leeftijd zijn eerste draaitafels aan. “Mijn ouders hadden een mooie collectie platen uit de jaren 50. Ik was altijd al aan het rommelen met die platen, dus ze zagen wel dat er iets zat.”

De New Yorkse mixcultuur

Wat Lenny onderscheidde van andere aspirant-dj’s was zijn honger naar kennis. Waar anderen zich focusten op het mixen van populaire tracks, dook hij diep in de credits op platenlabels. “Ik begon namen te zien als Shep Pettibone, Jellybean, Arthur Baker – de legendes van de mixcultuur. Deze gasten waren niet alleen dj’s, ze waren producers, engineers, ze transformeerden muziek.”

Zijn doorbraak kwam via een lokale college radioshow op B91 van Kingsborough College. “Ik hoorde Tommy Musto’s mixshow en was compleet verbluft. ‘Hoe doet deze gast dit?’ dacht ik. ‘Er komt elke 25-30 seconden een nieuwe plaat binnen. Hoeveel draaitafels heb je daar wel niet voor nodig?’”

De sprong naar productie

Via Tommy Musto, die later een mentor zou worden, kwam Lenny in contact met de wereld van muziekproductie. “Tommy startte Fourth Floor Records met Silvio Tancredi. Ze werkten met de nieuwste synthesizer, de DX7. Voor mij ging er een compleet nieuwe wereld open.”

Zijn eerste productie was een toevalstreffer – scratches voor een track genaamd ‘Knights of the turntable’. “Ik bracht al mijn samples mee, obscure dingen van oude disco platen. We zaten precies op dat kantelpunt waar disco overging in de jaren 80, waar live drums plaats maakten voor drummachines. Het was een magische tijd van transitie.”

De ontmoeting met Frankie Bones

Een cruciaal moment in Lenny’s carrière was zijn ontmoeting met Frankie Bones, een andere dj uit Brooklyn die later een sleutelfiguur zou worden in de rave-scene. “Het was grappig”, lacht Lenny. “We waren eigenlijk rivalen voordat we elkaar ooit hadden ontmoet. Onze vrienden vertelden verhalen over en weer. Toen Tommy ons uiteindelijk aan elkaar voorstelde, klikten we meteen. We waren gewoon twee kids uit Brooklyn met dezelfde passie.”

De geboorte van Industrial Strength

Het keerpunt kwam in 1991. “Ik was het zat”, zegt Lenny resoluut. “Ik was het zat om door A&R managers te horen dat de hihat te luid stond. Ik had net een album afgemaakt, zat midden in remixes voor New Order en andere grote namen, maar het voelde niet goed. Ik wilde iets creëren waar artiesten niet genaaid zouden worden zoals ik was genaaid.”

Het Mayday moment

Maar het was op Mayday 2 in Duitsland waar alles samenkwam. Lenny’s stem krijgt een andere klank als hij dit verhaal vertelt, alsof hij het moment opnieuw beleeft. “Renaat van R&S Records had me geregeld voor de line-up. Dit was 1992, net na de val van de Berlijnse Muur. De energie in Duitsland was elektrisch. Je had Jeff Mills die zou draaien, Tanith, Sven Väth, CJ Bolland – de absolute top van de scene.”

Hij beschrijft hoe hij nerveus bij de draaitafels stond, wachtend op zijn moment. Jeff Mills had problemen met de techniek – de draaitafels werkten niet goed. “Ik merkte dat er nog extra gewichten op de toonarmen zaten van de nieuwe Technics draaitafels. Jeff had het niet gezien. Toen ik ze eraf haalde en hem dat liet, dat moment van begrip tussen twee dj’s, dat vergeet je nooit.”

Maar het was wat daarna gebeurde dat geschiedenis zou schrijven. “Ik had een acetaat bij me, gemasterd bij Europa Disc in New York – een van de drie plekken ter wereld waar je DDM mastering kon doen. Het was ‘We have arrived’ van Mescalinum United, een gouden, enkelzijdige plaat. Ik keek naar Mark (Acardipane, red.), hij keek naar mij. We wisten beiden: dit is het moment.”

Lenny beschrijft hoe hij de intro opbouwde met een string sample, de spanning in de zaal voelbaar. “En toen dropte ik Mescalinum United. Man …” Hij schudt zijn hoofd bij de herinnering. “In die hele zaal, 10.000 mensen, zag je niet één hand naar beneden. Niet één persoon die niet schreeuwde. De energie die dat creëerde … in die vierenhalve minuut … zoiets had ik nog nooit meegemaakt.”

Het was een set die de toon zou zetten voor een hele beweging. “Ik draaide een uur non-stop, systematisch die zaal afbrekend. Toen ik klaar was, was het geschreeuw zo luid … dat kun je niet beschrijven. Dat was het moment dat ‘hardcore’ als term werd geboren. Renaat kwam naar me toe en zei: ‘Als er ooit iets die naam moet dragen, dan is dit het. It’s fucking hardcore.’”

De impact van Industrial Strength

Na Mayday explodeerde Industrial Strength als een kettingreactie door de underground scene. In een tijd waar de meeste labels nog voorzichtig experimenteerden met hardere stijlen, dook Lenny er volledig in. “We waren als piraten”, lacht hij. “Iedereen zei dat het te hard was, te extreem. Maar wij wisten: dit is de toekomst.”

Het label werd al snel een magneet voor talent. Een jonge Thomas Bangalter, later bekend als de helft van Daft Punk, werkte met Manu Le Malin aan zijn eerste experimentele tracks. “Ze waren nog totaal onbekend”, herinnert Lenny zich. “Maar je hoorde al die karakteristieke geluiden die later wereldberoemd zouden worden.”

De gouden jaren

De periode tussen 1992 en 1995 was magisch. Elke release verlegde de grenzen verder. “We hadden geen regels”, zegt Lenny. “Als het hard was en innovatief, als het ons raakte in onze kern, brachten we het uit.” De catalogus werd een wie-is-wie van elektronische pioniers: Carl Cox dropte een vernietigende remix, Aphex Twin experimenteerde onder verschillende aliases, en Rotterdam’s eigen producers leverden baanbrekende tracks.

“Het mooie was de community”, mijmert Lenny. “Sven Väth belde me op een dag: ‘Len, ik ga naar Goa voor inspiratie. Wil je mijn vrijdagen in de Omen overnemen?’ Dat soort vertrouwen, dat broederschap – dat was uniek. Jeff Mills kreeg de zaterdagen. We waren allemaal bezig geschiedenis te schrijven, maar het voelde alsof we gewoon met onze vrienden aan het spelen waren.”

De donkere kant van het succes

Maar met het succes kwamen ook de uitdagingen. De scene begon te fragmenteren. “De promotors werden hebberig”, zegt Lenny, met een hint van bitterheid. “Ze creëerden aparte rooms voor elke stijl – hardcore hier, trance daar. Het leek slim voor business, maar het doodde de kruisbestuiving die de scene zo speciaal maakte.”

Het was een subtiele maar fundamentele verschuiving. “Vroeger hoorde je in één set alles van Detroit techno tot Britse breakbeats tot Duitse industrial. Die mix creëerde nieuwe sounds, nieuwe ideeën. Maar als je de stijlen scheidt, verlies je die magie.”

De vinyl revolutie voorbij

Als een van de laatste Mohikanen draait Lenny nog steeds exclusief vinyl. “Geen Traktor, geen CDJ's – pure wax,” zegt hij trots. Maar hij is geen purist die technologie afwijst. “Het gaat niet om het medium”, legt hij uit. “Het gaat om de rauwe energie, de connectie. Vinyl dwingt je om echt te mixen, om risico’s te nemen. Als je het verpest hoort iedereen het. Dat maakt het echt.”

De nieuwe horizon

Industrial Strength blijft evolueren. Het label heeft zich aangepast aan het streaming tijdperk zonder zijn ziel te verkopen. “We zijn nu ook digitaal”, knikt Lenny. “Maar we masteren nog steeds alsof het naar vinyl gaat. Geen ‘loudness war’ bullshit. Als je een Industrial Strength track draait op een goede geluidsinstallatie, moet je het voelen in je borst.”

Nieuwe releases komen nog steeds binnen uit onverwachte hoeken. “Laatst kreeg ik demo's uit Indonesië, Rusland, Zuid-Afrika. De energie is er nog steeds. Misschien niet meer in de mainstream clubs van New York of Londen, maar in warehouses en de underground wereldwijd hamert de beat door.”

De legacy leeft

Als ik wegloop uit Lenny’s studio, resoneren zijn woorden nog na. Industrial Strength was nooit zomaar een label – het was een revolutie, een beweging die de grenzen van elektronische muziek voorgoed zou verschuiven. In een tijd waar de mainstream steeds gladder en gepolijster wordt, blijft het label een baken van rauwe authenticiteit.

Tussen 2008 en 2013 interviewde ik meer dan dertig pioniers van de rave-scene voor de documentaire 'Oldschool Renegades'. Hoewel slechts fragmenten van deze interviews in de film pasten, bevatten de volledige gesprekken verhalen die het verdienen om gedeeld te worden. Unieke verhalen die laten zien hoe een generatie pioniers met minimale middelen en maximale passie het fundament vormden van een nieuwe muziekstroming.


Dit artikel delen op je eigen platform?