Als je het over de wortels van techno hebt, dan is Joey Beltram een naam die niet snel vergeten zal worden. Ik herinner me nog levendig die middag in de studio van Paul Elstak, waar ik hem ontmoette terwijl de twee producers samen aan de 'Hard Attack e.p.' werkten. Het was een interessante samenwerking – twee verschillende stijlen die elkaar vonden in een gezamenlijk project voor Rotterdam Records. Toen ik hem twee decennia later weer ontmoette in de Tresor in Berlijn, was het fascinerend om hem te horen vertellen over zijn vroege werk. In die industriële setting, die zo perfect paste bij zijn sound, deelde hij voor het eerst de verhalen achter zijn invloedrijkste tracks. Het werd een openhartig gesprek dat de perfecte basis vormde voor de documentaire die ik aan het maken was.
Van straatfeesten naar de studio
“Ik had geen echte gigs in het begin,” vertelt Joey met een glimlach. “Ik draaide op straatfeesten, zogenaamde ‘block parties’, gratis evenementen voor vijftig man. Gewoon overal waar je voor publiek kon spelen en kon voelen dat mensen dansten op wat je deed.” Deze bescheiden start zou de basis vormen voor een carrière die de elektronische muziek voorgoed zou veranderen. Het was een tijd waarin de New Yorkse clubscene bruiste van energie en innovatie. Voor de jonge Joey was het een openbaring: “Ik was eerst meer geïnteresseerd in rock, maar toen ontdekte ik dance. Al snel wilde ik dj worden, omdat ik zag dat de dj's de meeste aandacht kregen in die clubs.”
De bus naar succes
Een van de meest fascinerende aspecten van Beltram’s verhaal is zijn toewijding aan zijn vak. “Als je 17, 18 wordt, haal je je rijbewijs. In New York wil iedereen dan een auto kopen,” legt hij uit. “Ik zette alles opzij en bouwde een studio, bleef nog een jaar of twee de bus nemen, zodat ik mijn Akai MPC kon kopen en beats kon maken.” Deze keuze zou bepalend blijken. Terwijl zijn leeftijdsgenoten investeerden in auto’s, investeerde Joey in zijn toekomst als producer. Het was een opoffering die zou leiden tot enkele van de invloedrijkste tracks in de geschiedenis van elektronische muziek.
Todd Terry: De grote inspiratie
Als we het hebben over zijn muzikale invloeden, komt één naam steeds terug: Todd Terry. “Hij was waarschijnlijk degene die me in het begin het meest heeft beïnvloed”, vertelt Joey. “Ik probeerde niet per se zijn geluid na te bootsen, maar ik wilde dat straatgevoel pakken.” Todd Terry’s productiewerk in ’87 en ’88 was baanbrekend. “Als je naar housemuziek luisterde in die jaren en die vergelijkt met zijn producties uit die periode, dan was zijn materiaal veruit agressiefst en had het dat rauwe straat element,” legt Beltram uit. “Je hoorde gewoon dat gevoel, die rauwe vibe, en veel van wat daarna kwam, heeft dat nooit kunnen evenaren.”
De geboorte van ‘Energy Flash’
Het verhaal achter “Energy Flash”, één van Beltram’s meest iconische tracks, is een les in creatieve vindingrijkheid. “Ik gebruikte een Casio FZ-1, echt een waardeloze sampler”, vertelt hij lachend. “Maar hij had deze geweldige filters die heel karakteristiek waren. Je kon iets samplen en als je deze filters op de samples toepaste, veranderde het de sample compleet.” In een tijd waarin de meeste samplers alleen basic functies hadden, was de mogelijkheid om met filters te werken revolutionair. “Je kon alleen samples inkorten of verlengen, spelen met attack en release. Maar met synthese kon je niet echt aan de slag. De Casio was een van de weinige die dat wel kon, en het was nog één van de goedkopere ook.” Het geheim hield hij lang voor zichzelf: “Iedereen vroeg me welke synth of sampler ik gebruikte. Al mijn samples hadden dit vreemde effect. Ik hield het stil, want in die tijd, als je een goed geluid had, sprong iedereen er meteen bovenop.”
Het ‘Mentasm’ moment
De creatie van ‘Mentasm’, de track die de ‘Hoover sound’ zou introduceren, was een samenwerking met zijn vriend Mundo Music. “Mundo nam zijn Juno mee, die we niet hadden tijdens andere sessies. Dat veranderde alles,” herinnert Joey zich. “Hij begon met de baslijn te spelen en ik vroeg: ‘Wat is dat?’ Hij zei: ‘Check dit coole geluid eens.’” Het originele geluid uit de Juno was echter maar het begin. “De machine zelf was behoorlijk beperkt, dus ik sampelde het weer in de Casio, net als bij Energy Flash. We bewerkten het verder en dat is waarom je die vuige samplekwaliteit hoort in het Mentasm-geluid, die je niet direct uit de Juno krijgt.” Wat veel mensen niet weten is hoe dicht we bij het verliezen van deze iconische track zijn geweest. In die tijd was er geen mogelijkheid om alles in de studio op te slaan. “Als de stroom uitviel, was alles weg,” legt Joey uit. “We maakten één opname op een tape, en omdat ik geen extra tape had, stuurden we het origineel op in een envelop naar België. Als die verloren was gegaan in de post, was de track voor altijd verdwenen. We hadden hem nooit opnieuw kunnen maken.” Het illustreert perfect hoe anders muziekproductie toen was. “Zodra het op tape stond, zetten we alles uit, en dan was alles weer blanco,” herinnert Joey zich. “We dachten er pas later aan, toen het al onderweg was naar België: we hebben niet eens een veiligheidskopie gemaakt. Als die tape niet was aangekomen, was dat het geweest – er was geen mogelijkheid om het te recreëren.” Gelukkig kwam de tape veilig aan bij R&S Records, waar Renaat het hoorde en meteen enthousiast was.
De Hoover maneuver
De impact van de ‘Mentasm’ sound was onmiddellijk en verstrekkend. “We waren verbaasd dat iedereen daarna de riff ging samplen”, vertelt Joey. “We hadden het begin open gelaten zodat je het makkelijk kon samplen, en binnen twee weken na release waren er al platen met de sample in omloop.” Initieel was er frustratie: “Eerst ben je boos, denk je ‘ze hebben mijn plaat geript’. Maar er waren zoveel mensen die het deden, je kon niet eens meer boos zijn. Binnen het eerste jaar waren er letterlijk honderd tracks die dat geluid op de één of andere manier gebruikten.” Een van de memorabelste was “Cactus Rhythm” van Plexus. “Die vond ik echt goed”, geeft Joey toe. “Ze speelden de hele riff achterstevoren en dat was heel goed gedaan. Ik wilde het zelfs uitbrengen, ik was toen van plan een label te starten en wilde dat de eerste release maken.”
Bescheiden beats
Beltram’s studio was bescheiden maar effectief. “Mijn hele set-up bestond uit een Akai MPC-60, Casio FZ-10, FZ-1, een paar Roland synths, een Korg M1 … gewoon simpele spullen,” vertelt hij. De MPC-60 was zijn belangrijkste werktuig: “Ik ramde er echt op los. Ik was verbaasd dat dat ding niet kapot ging van hoe hard ik mijn beats erin sloeg.” Zo bezorgd was hij over mogelijke defecten, dat hij een reserve-MPC achter de hand hield. “Ik had er nog één klaarstaan, in nieuwstaat, voor het geval dat. Later deed ik hetzelfde met de MPC-3000, dat gewoon een geavanceerdere versie was.”
De technische uitdaging
Als 16-jarige zonder technische achtergrond was het leren werken met de apparatuur een uitdaging. “Ik wist niets van MIDI, niets van hoe je muziek moest maken,” herinnert hij zich. “Ik had niet het brein van een studio-engineer, ik was gewoon een dj die beats wilde maken.” De handleiding van de MPC-60 was ontmoedigend dik en technisch. Maar Joey vond een onverwachte oplossing: “Ik zag in de handleiding dat hij was ontworpen door een man genaamd Roger Lin in Texas. Ik belde de informatiedienst in Texas en vroeg naar zijn nummer. Hij stond in het telefoonboek! Ik belde hem thuis op en vroeg: ‘Ben jij degene die de MPC-60 heeft ontworpen?’ Hij legde me alles uit over de telefoon.”
De Europese doorbraak
Terwijl zijn muziek in New York weinig weerklank vond, was er in Europa een groeiende belangstelling. “Frank Mendez (Nu Groove Records, red.) vertelde me dat al mijn platen naar Europa gingen, dat ze daar gek waren van deze muziek,” vertelt Joey. “Plotseling begonnen Europese labels contact op te nemen.” Eén van die contacten was Renaat (Vandepapeliere, red.) van R&S Records. “Hij vroeg of ik naar hun studio wilde komen. Ik had nog nooit in een echte studio gewerkt, alleen in mijn kelder. Dus ik vloog naar Gent, België.” De Europese scene was verbaasd over zijn minimale set-up. “Iedereen gebruikte grote studio’s met echte mengtafels en al die dure spullen. Ze waren verbaasd dat ik die resultaten kreeg met alleen een MPC, zo’n alles-in-één box.”
Een blijvende erfenis
Nu, decennia later, blijft Beltram’s invloed voelbaar in elektronische muziek. Zijn innovatieve gebruik van sampling en processing, zijn vermogen om maximaal resultaat te halen uit minimale middelen, en vooral zijn compromisloze toewijding aan zijn eigen geluid hebben een blijvende impact gehad. “Voor mij stond het maken van de muziek altijd voorop”, zegt hij. “Dj’en was secundair. Ik beschouwde mezelf eerst en vooral als producer en componist.” Die focus op het creatieve proces, gecombineerd met zijn technische vindingrijkheid, maakt hem tot een van de invloedrijkste figuren in de geschiedenis van elektronische muziek.

De passie blijft
Wat het meest opvalt tijdens ons gesprek is hoe Joey, ondanks zijn succes en status, nog steeds die jonge muziekliefhebber is die experimenteerde met samplers in zijn kelder. “Elke keer als ik achter de draaitafels sta, ben ik weer 16,” vertelt hij. “Zelfs als ik nu voor 20.000 mensen sta bij Awakenings, verander ik weer in dat kind.” Die authenticiteit, die pure liefde voor het maken en delen van muziek, is wat Joey Beltram onderscheidt. Hij was nooit uit op roem of commercieel succes – hij wilde gewoon zijn muziek maken en delen. “Voor mij ging het altijd daarover”, zegt hij, “niet over de oplichters in de industrie of al dat gedoe. Want als je te veel over dat soort dingen nadenkt, word je er zelf ook één.”

Tussen 2008 en 2013 interviewde ik meer dan dertig pioniers van de rave-scene voor de documentaire 'Oldschool Renegades'. Hoewel slechts fragmenten van deze interviews in de film pasten, bevatten de volledige gesprekken verhalen die het verdienen om gedeeld te worden. Unieke verhalen die laten zien hoe een generatie pioniers met minimale middelen en maximale passie het fundament vormden van een nieuwe muziekstroming.
Dit artikel delen op je eigen platform?