Het is altijd een bijzonder moment als je je jeugdheld ontmoet. Nog specialer wordt het wanneer die ontmoeting plaatsvindt in zijn ouderlijk huis, waar de wortels van zijn muzikale reis liggen. Ben Liebrand, de man die voor velen synoniem staat met de Grandmix en zijn baanbrekende remixwerk, zit ontspannen voor me. Hij is even over uit Canada, waar hij tegenwoordig woont, en bereid om te praten over een onderwerp waar je hem zelden over hoort: house muziek.

De soundtrack van een generatie

Voor wie in de jaren 80 en vroege 90 opgroeide met dance muziek, was Ben Liebrand meer dan alleen een dj. Hij was een pionier, een vernieuwer die de grenzen van wat mogelijk was met muziek constant verlegde. Zijn wekelijkse minimixen op Radio Veronica en de jaarlijkse ‘Grandmix’ waren hoogtepunten waar een hele generatie naar uitkeek. Maar vandaag gaan we het hebben over zijn perspectief op een genre dat de muziekwereld voorgoed zou veranderen: house.

De technische perfectionist in een imperfecte wereld

Direct vanaf het begin van ons gesprek wordt duidelijk waarom Liebrand zo’n unieke stem heeft in de elektronische muziek. Hij is, in zijn eigen woorden, ‘een absolute nerd’ – iemand die niet alleen bezig was met het maken van muziek, maar geobsedeerd was door de technische perfectie erachter. “Als ik een productie klaar heb, wil ik er ook bij zijn als het gesneden wordt,” vertelt hij met een intensiteit die laat zien hoe serieus hij dit neemt. “Ik wil zeker zijn dat die man het op het juiste toerental snijdt, dat hij de hele oppervlakte op de plaat gebruikt voor de beste dynamiek, dat hij uitkijkt dat het laag in de groeven elkaar niet raakt.”

Deze technische precisie kenmerkt zijn hele carrière. Waar anderen misschien tevreden waren met ‘goed genoeg’, pushte Liebrand altijd voor het beste resultaat. Dit leidde tot een verrassende en controversiële kijk op wat velen als het heilige medium van dance muziek beschouwen: vinyl. “Ik heb een pesthekel aan vinyl, ik vind het helemaal niets, het is een noodzakelijk kwaad,” zegt hij zonder omhaal. “Keer op keer had ik dan mijn opname waarbij het hoog prachtig klonk, waarbij het laag helemaal mooi doorliep, en dan kreeg je de lakker mee en dat was het eigenlijk een droeve afspiegeling van wat ik gehoopt had op vinyl te kunnen krijgen.”

De pioniersjaren: 1982-1985

Liebrand’s eerste stappen in wat later house zou worden, dateren al van 1982. Het was een tijd waarin elektronische muziek nog in de beginfase stond. “Ik was al bezig met de drumcomputer, de Linndrum,” herinnert hij zich. “Voor mij was het erg belangrijk dat als ik een productie maakte, die gewoon helemaal strak was. Ik ergerde me helemaal rot aan platen die verliepen in tempo.” Deze focus op timing en precisie zou later een handelsmerk worden van house muziek. Maar in die vroege dagen was de technologie nog beperkt. “Je had toen wel een Fairlight”, legt hij uit, verwijzend naar een van de eerste commerciële samplers, “maar waar je niet bij stilstaat, is dat diegene die een Fairlight kon betalen, die zat niet in de dance.” Dit technologische klassenonderscheid zou een belangrijke rol spelen in de ontwikkeling van de scene. “Een Fairlight in basis uitvoering kostte een ton, gewoon 100.000 gulden,” verduidelijkt Liebrand. “Voor een sterveling was dat niet te betalen.”

De democratisering van sampling

Een cruciaal moment in de ontwikkeling van house was de komst van betaalbare samplers, met name die van Akai. “Met de komst van de Akai samplers werd het allemaal wel mogelijk”, vertelt Liebrand. “Die eerste, de ‘612’ dat was een redelijk betaalbaar apparaat. Daar kon je net geen seconde mee samplen, maar het werd wel zo eenvoudig dat je heel makkelijk even wat op kon nemen en ermee kon gaan spelen.”

Deze democratisering van samplingtechnologie leidde tot een explosie van creativiteit. “Het werd een hele levenswijze om met gesamplede muziek je creativiteit te laten horen”, zegt hij. Maar deze nieuwe vrijheid kwam met risico’s die veel producers over het hoofd zagen. “Als het geen hit is, dan maakt zich niemand druk over sampling,” legt Liebrand uit. “Maar als het een grote hit is, dan zit er ongetwijfeld ergens een kantoor, in Chicago of New York, een hongerige uitgever die al jaren geen hit meer heeft gehad. Die laat het gewoon helemaal uitwaaien totdat alle charts zijn gehaald, en dan klopt hij aan en komt hij het geld ophalen.”

De evolutie van tempo: een wetenschappelijke benadering

Eén van de meest fascinerende inzichten in de ontwikkeling van house komt uit Liebrand’s systematische benadering van tempo. Als een muzikale archeoloog heeft hij de evolutie van BPM (beats per minute) door de jaren heen gedocumenteerd. “In 1978, 1979 was 117 BPM het merendeel in je platenbak,” legt hij uit. “Je ziet dan over de jaren heen dat dat gemiddelde langzaam oploopt naar 118, 119, 120. De ‘Grandmix’ uit ’83 hield op rond de 122, 123 BPM.” Met de komst van house versnelde dit proces dramatisch. “House speelde zich dan tussen de 123 en 127 BPM. De ‘Grandmix’ begon nog steeds rond de 100, maar waar hij in ’83 ophield bij 124, liep hij door tot 128, 129. Het tempo werd gewoon steeds hoger.” Deze versnelling weerspiegelde niet alleen een muzikale trend, maar ook een culturele verschuiving. Dance muziek werd energieker, intenser, meer gericht op pure fysieke impact.

De kritische blik van een perfectionist

Wat Liebrand onderscheidt van veel van zijn tijdgenoten is zijn eerlijke kijk op de vroege house scene. “Ik heb me in het beginjaar eigenlijk aan een hele hoop house platen gewoon gigantisch geërgerd omdat ze zo slordig in elkaar zaten”, bekent hij. “Er zat een basdrum in die het laag niet op de goede plek had zitten, niet netjes afgemixt, eigenlijk gaten in je audiospectrum.” Deze technische kritiek komt voort uit zijn achtergrond als perfectionist. “Voor mij heeft imperfectie geen charme”, stelt hij. “Dat zit me dan dwars. Op die manier ben ik natuurlijk ook een hoop platen misgelopen omdat het me niet aansprak.” Maar deze kritische houding weerhield hem er niet van om de werkelijke klassiekers te herkennen en waarderen. “’Love Can't Turn Around' van Farley 'Jackmaster' Funk is voor mij de benchmark van het wat meer gepolijste house”, zegt hij. “’Jack Your Body' van Steve 'Silk' Hurley is dan zo'n beetje de benchmark voor van dik hout zaagt men planken”.

De evolutie van een genre

Liebrand plaatst house muziek in een bredere muzikale context die teruggaat tot de vroegste vormen van muziek maken. “Als je nog verder teruggaat in de muziek, eigenlijk nog voor het moment dat muziekinstrumenten gestandaardiseerd werden, werd er muziek gemaakt waar je muziek op kon maken, op touwtjes die langs een stuk hout werden getrokken, trommels en stukken hout,” filosofeert hij. Deze evolutionaire kijk op muziekproductie verklaart misschien waarom hij, ondanks zijn technische kritiek, house ziet als een natuurlijke ontwikkeling in de muziekgeschiedenis. “Een volgende ontwikkeling wil niet zeggen dat dat geen muziek meer is”, benadrukt hij. “Dus ik zie het gewoon als een volgende ontwikkeling.”

Het preserveren van een tijdperk

Tegen het einde van ons gesprek wordt duidelijk dat Liebrand actief bezig is met het bewaren van deze muziekgeschiedenis. “Ik ben een tijd terug begonnen met het verzamelen van de tracks die me hebben beïnvloed”, vertelt hij. “Een hele hoop platenmaatschappijen waren hun archieven aan het dumpen. Die zijn gewoon echt de stort ingegaan.” Dit verlies van muzikaal erfgoed raakt hem duidelijk. “Begin jaren negentig kwam het fenomeen cd er en een hele hoop platenmaatschappijen hadden niet de technische kennis om te zien dat een master tape eigenlijk nog steeds niet hetzelfde is als wat op een cd staat.”

De legacy van een pionier

Als we terugkijken op dit gesprek met Ben Liebrand, wordt duidelijk waarom hij zo’n belangrijke figuur is in de geschiedenis van elektronische muziek. Zijn compromisloze zoektocht naar technische perfectie, gecombineerd met een diep begrip van muzikale evolutie, maakt hem tot een unieke stem in de discussie over house muziek. Zijn kritische blik op de technische aspecten van productie heeft niet alleen zijn eigen werk gevormd, maar heeft ook een blijvende impact gehad op hoe we denken over elektronische muziekproductie. Terwijl anderen misschien genoegen namen met de beperkingen van hun apparatuur, pushte Liebrand altijd voor beter.

Een blik naar de toekomst

Als we afsluiten, vraag ik hem nog één laatste vraag: als hij gereïncarneerd zou worden als een plaat, welke zou het zijn? Zijn antwoord is typisch Liebrand: “Het zou waarschijnlijk een testalbum met testtonen zijn.” Na een korte pauze voegt hij toe: “Het zou er in ieder geval eentje zijn op 132 BPM. Want die kan namelijk qua tempo precies op 33 toeren per minuut eindeloos in de uitloopgroef door blijven lopen.” Zelfs in zijn hypothetische volgende leven blijft hij zoeken naar technische perfectie.

Tussen 2008 en 2013 interviewde ik meer dan dertig pioniers van de rave-scene voor de documentaire 'Oldschool Renegades'. Hoewel slechts fragmenten van deze interviews in de film pasten, bevatten de volledige gesprekken verhalen die het verdienen om gedeeld te worden. Unieke verhalen die laten zien hoe een generatie pioniers met minimale middelen en maximale passie het fundament vormden van een nieuwe muziekstroming.


Dit artikel delen op je eigen platform?